De reden voor de massale uittocht van Polen was de wens om hun materiële situatie te verbeteren, en er waren beslist betere leef- en werkomstandigheden in West-Duitsland. Men schat dat tegen het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog wel een half miljoen Polen in de mijnen en staalfabrieken van West-Duitsland werkten, wat een grote golf van interne migratie in het Duitse Rijk op gang bracht. Voor de Eerste Wereldoorlog woonden er 1,3 miljoen mensen in het Ruhrgebied. 161.000 van hen gaven aan Pools als moedertaal te hebben en nog eens 56.000 verklaarden zowel Duits als Pools te spreken. De meeste Polen woonden in Herne (25%), Recklinghausen (20%), Gelsenkirchen (15%) en Bochum (12%).
Migranten van het platteland, vooral uit Oost-Pommeren en Groot-Polen, hadden het vooruitzicht terug te keren naar hun geboortestreek en verbraken het contact met hun landgenoten niet; zij koesterden hun taal en cultuur. In tegenstelling tot de Opper-Sileziërs, die verbaasd waren als Polen te worden behandeld. Hun gevoel tot de Poolse natie te behoren was niet vanzelfsprekend, en zij waren bereid zich snel te assimileren in de nieuwe plaats.
Poolse organisaties die onder de migranten actief werden, hadden als hoofddoel het wekken en in stand houden van een gevoel van nationale saamhorigheid. Zij financierden de activiteiten van Poolse partijen en vakbonden en steunden landgenoten in Poolse landen. Er waren grote verschillen tussen de nationale democratische beweging en de socialistische beweging. De activisten van de nationale organisaties accepteerden geen assimilatie en stelden voor de Poolse minderheid in het Ruhrgebied apart te houden. De Poolse socialisten daarentegen werkten nauw samen met de Duitsers, en werden ervan beschuldigd de germanisering van de Poolse arbeiders te bevorderen. Nationalisten hadden een duidelijk voorkeur onder de Polen. bijvoorbeeld in 1910 de Poolse Vakbond had 30.000 leden en de Poolse Socialistische Partij slechts 200.
De vrees groeide dat door de religieuze onverschilligheid de Poolse arbeiders vatbaar zouden worden voor de Germanisering. Dit was echter niet het geval, want de Polen begonnen snel Duitse modellen van communaal katholicisme te assimileren, met als basis de associatiebeweging. Voor de Polen waren de meest aantrekkelijke verenigingen de arbeidersverenigingen, die deelnamen aan kerkdiensten, vakantievieringen, processies en bedevaarten. Lid zijn van zo'n vereniging was veredelend, en deelname aan het leven van de parochie werd een vorm van publieke activiteit. Dit was erg belangrijk voor de duizenden anonieme werkers die hun eigen levensdoelen nastreefden in het sociaal werk. Er ontstonden Poolse katholieke verenigingen in steden waar Polen woonden. Elk van hen had een beschermheer naar wie het zijn naam ontleende. Op de spandoeken stonden afbeeldingen van heiligen: Adalbert, Stanislaw, Jack of Barbara, de beschermheilige van de mijnwerkers. De vaandels droegen ook afbeeldingen van de Poolse Adelaar of de Litouwse Pahonia.
Aan het eind van de 19e eeuw werd dit in Duitsland verboden en vervangen door een afbeelding van de Maagd Maria. Sociëteiten hadden statuten en zetels in plaatselijke herbergen, waar ze een of twee keer per maand vergaderden, meestal na de zondagsmis. Ze hielden ook festivals op de verjaardag van hun oprichting, waarvoor Duitse en Poolse organisaties uit de parochie werden uitgenodigd. Aan het eind van de 19e eeuw waren er ongeveer 60 katholieke genootschappen in het Ruhrgebied, met ongeveer 4.000 leden.
De eerste pastoor die zich over de Polen in het Ruhrgebied ontfermde was pater Jozef Szotowski, die zich in Bochum vestigde. Met de hulp van de katholieke verenigingen droeg hij de mis op in verschillende steden waar Polen woonden. Zijn opvolger, pater Franciszek Liss, richtte de krant Wiarus Polski op, een nieuws- en politiek tijdschrift. Er was ook een wekelijkse bijlage "Posłaniec Katolicki", waarin zondagse evangeliën, preken en artikelen met religieuze en morele inhoud werden afgedrukt. Er was nog steeds een tekort aan Poolse predikanten. Deze situatie duurde tot de Tweede Wereldoorlog.
De geschiedenis van de Poolse emigratie in Duitsland is buitengewoon interessant en rijk. Zijn geschiedenis is vastgelegd door "Porta Polonica - Centrum voor de Documentatie van de Cultuur en Geschiedenis van de Polen in Duitsland".
(https://www.porta-polonica.de/pl).